Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Column

Maatschappelijke organisaties: leren van het verleden, om de geschiedenis niet te herhalen

Maatschappelijke organisaties zoals scholen, ziekenhuizen, musea, woningcorporaties en busbedrijven zijn in het verleden vaak ontstaan op basis van particulier initiatief, doorgaans vanuit de wens om zich zonder winstoogmerk in te zetten voor de publieke zaak en zo bij te dragen aan een omgeving waarin burgers in ons land veilig, gezond en vertrouwd kunnen leven.

Mark van Twist | 15 november 2016 | 5-6 minuten leestijd

Maatschappelijke organisaties zijn alom aanwezig in onze samenleving maar blijven tegelijk (precies daardoor?) al te vaak onopgemerkt. Ongeveer een kwart van het Bruto Binnenlands Product komt voor rekening van maatschappelijke organisaties en bijna een derde van de totale werkgelegenheid valt aan hen toe te schrijven. Maatschappelijke organisaties spelen in onze samenleving een rol van betekenis.

Wie terugkijkt op de historie van maatschappelijke organisaties in ons land kan vaststellen dat ze vaak zijn ontstaan door inzet vanuit de gemeenschap: via burgers en hun genootschappen die verantwoordelijkheid namen bij de aanpak van indringende problemen, zoals de bestrijding van branden, de zorg voor zieken, de opvang van wezen of de hulp aan minder bedeelden. Maatschappelijke organisaties zijn in de negentiende eeuw bij de verstedelijking in het leven geroepen om bijvoorbeeld gas, water, elektriciteit, zorg, onderwijs en goede woningen voor grotere groepen burgers beschikbaar te maken.

Vanwege het grote maatschappelijk belang van deze voorzieningen zijn overheden deze initiatieven in de loop der tijd niet alleen gaan steunen, maar is hun invloedssfeer ook alsmaar verder uitgebreid. Soms zijn overheden overgegaan tot overname of nationalisatie en in andere gevallen werden maatschappelijke organisaties via wet- en regelgeving steeds meer in het publiek domein gebracht, zoals bij de brandweer, het onderwijs en de gezondheidszorg. De bemoeienis van overheden heeft ons veel gebracht: de nadruk is komen te liggen op dienstverlening ten behoeve van het algemeen belang met een sterke nadruk op procedurele zorgvuldigheid en democratische besluitvorming. Leidende politieke waarden hierbij waren rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en rechtvaardigheid.

De keerzijde van deze oriëntatie liet zich gelden in de jaren tachtig van de twintigste eeuw, toen er een verschuiving te constateren viel van een centrale rol van de overheid richting de markt. Met behulp van principes uit het bedrijfsleven werd getracht het functioneren van maatschappelijke organisaties te moderniseren, onder meer door meer aandacht te besteden aan efficiëntie in de uitvoering van taken en de meetbaarheid van prestaties. De aandacht verschuift in deze periode van het articuleren van politieke doelen naar het realiseren van afgesproken prestaties. Maatschappelijke organisaties krijgen te maken met prestatiesturing en het afleggen van verantwoordelijkheid over behaalde resultaten. Er komt meer aandacht voor waarden als doelgerichtheid, doelmatigheid, doeltreffendheid.

Gaandeweg wordt duidelijk dat ook deze invalshoek zijn grenzen kent en dat het meten van productie en prestaties tot ongewenste neveneffecten kan leiden. Met mondialisering van markten, internationalisering van de politiek, vervagende grenzen tussen publieke en private partijen en de invloed van digitalisering wordt duidelijk dat de sleutel tot het signaleren en aanpakken van vraagstukken niet langer in handen ligt van de overheid alleen, maar juist in de samenwerking tussen allerlei partijen (binnen en buiten de overheid). Dit leidt tot allerlei vormen van netwerksturing en nieuwe vormen van samenwerking waaronder publiek-private samenwerking en alliantievorming. Andere waarden krijgen relatief gezien meer gewicht in dit perspectief op het ‘vernetwerkte’ functioneren van maatschappelijke organisaties, denk aan de vorming van consensus, compromissen en coalities.

De laatste jaren is het beeld van de participatiesamenleving en de maatschappelijke veerkracht die daarbinnen te vinden is weer sterker geworden, en is er weer meer nadruk komen te liggen op de kracht van de gemeenschap zelf om initiatieven te nemen voor de realisatie van publieke waarde. Deze beweging valt deels te verklaren uit een noodzaak tot bezuinigingen, maar komt deels ook voort uit het besef dat in de samenleving zelf ook veel kracht voorhanden is om kwesties aan te pakken. De hoop is dat verdere betrokkenheid vanuit de gemeenschap voorheen onoplosbare problemen kan oplossen en tegen lagere kosten bovendien. Hier wordt bij de vormgeving van sturing vaak verwezen naar andere politieke waarden als het bij burgers en bedrijven bevorderen van zelfredzaamheid, zelforganisatie en zelfsturing.

Burgers zijn natuurlijk altijd verbonden geweest met het ontstaan en functioneren van maatschappelijke organisaties. Actief burgerschap in relatie tot maatschappelijke organisaties is in die zin allesbehalve nieuw. Alleen maar mooi dus als te constateren valt dat burgers zich (opnieuw) groeperen en zelf weer meer initiatief nemen om gebieden te betreden waar de overheid nu zelf minder invulling aan geeft. Denk aan het opstarten van een leeszaal waardoor mensen weer boeken kunnen lenen en lezen als de gemeentebibliotheek door bezuinigingen verdwijnt. Of denk aan de voedselbanken, die een private aanvulling zijn op reguliere sociale zekerheid, schuldhulpverlening en bijzondere bijstand en blootlegt dat het door de overheid gegarandeerde bestaansminimum niet voor iedereen voldoende is. Of coöperatieve verbanden waarbinnen buurtbewoners samen duurzame energie opwekken.

De nadruk die in onze tijd weer opnieuw wordt gelegd op actief burgerschap in relatie tot maatschappelijke organisaties heeft een zekere charme. Tegelijk valt niet te ontkennen dat actief burgerschap nooit een afspiegeling is van alle belangen en waarden die spelen. Het gaat per definitie om eigen initiatief, dat particulier en selectief is.

Zelfs een zeer beknopte schets van de geschiedenis van maatschappelijke organisaties laat al zien dat er redenen zijn om naast een legitieme wens tot vermaatschappelijking (dus ruimte nemen voor zelfredzaamheid, zorgorganisatie en zelfsturing) ook steeds politieke waarden te (h)erkennen die eerder in de geschiedenis hebben gezorgd voor achtereenvolgens de verstatelijking (rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid) en de verzakelijking (doelgerichtheid, doelmatigheid en doeltreffendheid) en de vernetwerking (vorming van consensus, compromissen en coalities) van maatschappelijke organisaties. Wie niet leert van de geschiedenis is immers gedwongen deze steeds weer te herhalen…

Mark van Twist is decaan en bestuurder van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur. Hij is daarnaast hoogleraar Bestuurskunde, in het bijzonder bestuurs- en beleidsadvisering in publiek-private context, aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Tevens is hij lid in buitengewone dienst van het College van de Algemene Rekenkamer. Voorheen was hij verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen als bijzonder hoogleraar publiek-private samenwerking en werkte hij onder meer bij Berenschot als directeur Procesmanagement. Hij publiceerde tientallen boeken. Een van zijn laatste boeken is Hoe ruikt verandering. Het Verstaan van veranderaars, dat hij samen schreef met Peter Terlouw. Hij is daarnaast een van de auteurs van Maatschappelijke organisaties veranderen.

Over Mark van Twist

hoogleraar bestuurskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Boek bij dit artikel

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden