Merkwaardig genoeg barsten organisaties vandaag de dag echter nog steeds van de regels en procedures. We houden onszelf blijkbaar onverminderd voor dat dit de enige manier is om te voorkomen dat onze organisatie een stuurloos schip wordt. Natuurlijk zien we heus wel dat mensen die regels vrijwel dagelijks slinks proberen te omzeilen, maar dat lossen we op met nog meer command and control. Althans, dat is de bedoeling.
Werken doet dat echter niet en dat is volgens An Kramer maar goed ook, want voor je het weet, zo schrijft ze in haar nieuwste boek, Olifantenpaadjes - Organisatieverandering binnendoor en buitenom, ‘gooi je het kind met het badwater weg.’ In het vinden van ruimte en alternatieve manieren ‘tussen de regels’ zitten namelijk kansen voor verbetering en verandering. Olifantenpaadjes, zoals de pragmatische ‘vertaling’ van regels en procedures wel wordt genoemd, zijn onuitroeibaar en dus krachtig.
Kramer, die eerder al een boek voor HR-professionals over de verbinding van formeel en informeel leren schreef, heeft deze keer haar doelgroep én doelstelling breder gekozen. Olifantenpaadjes is geschreven voor iedereen die zoekt naar fundamenteel andere mogelijkheden voor duurzame organisatieverandering. Maar haar boodschap is in wezen dezelfde: staar je niet blind op de formele organisatie, zoals die door staffunctionarissen of externe adviseurs in fraaie schema’s is getekend, voorzien van logische lijnen van verantwoording en communicatie. Ga op zoek naar hoe de hazen werkelijk lopen; binnen de grenzen van de eigen organisatie, maar ook daarbuiten. De interne organisatie wordt namelijk niet alleen gevormd door de ‘betekeniseilandjes’ van Thijs Homan (die een belangrijke bron van inspiratie voor Kramer blijkt te zijn); informele netwerken gaan ook over organisatiegrenzen heen en daardoor worden kennis en ervaring op een veel vanzelfsprekender manier gedeeld dan binnen de formele organisatie met al haar verplichte looplijnen.
Nadat zij eerst het verschil tussen de formele en informele organisatie beschreven heeft, zoomt Kramer in op de informele organisatie. Hoe je daar zicht op kunt krijgen – in tegenstelling tot wat andere auteurs beweren is zij ervan overtuigd dat dat wel degelijk mogelijk is – welke rol macht speelt, en wat de toegevoegde waarde is van ‘nomadisch denken’, een concept dat Kramer ontleent aan de filosoof Gilles Deleuze.
De opmerkelijkste hoofdstukken in Kramers boek zijn ongetwijfeld die waarin zij vertelt wat veranderaars van kunstenaars en designers kunnen leren. Kramer constateert dat organisaties vaak met ‘remmende reflexen’ reageren op de vraagstukken van deze tijd. Die vraagstukken – zij noemt als voorbeeld het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs – hebben een aantal specifieke, met elkaar samenhangende kernmerken: ze zijn onbegrensd, complex, dynamisch, en ‘vernetwerkt’. In eerste instantie reageren de organisaties hierop met disfunctionele reflexen, oude manieren die versterkt worden ingezet en de complexiteit van de huidige vraagstukken reduceren. Blijkbaar valt het niet mee om de onduidelijkheid en de bijbehorende risico’s te omarmen en te integreren. Daarom adviseert Kramer te rade te gaan bij kunstenaars en designers. ‘Wat kunstenaars en designers gemeen hebben, is dat ze radicaal openen, grenzen verleggen, en tegelijk doelgericht zijn.’ Organisaties zullen dus hun oude aannames ter discussie moeten willen stellen, meerdere perspectieven onderzoeken en toch uiteindelijk resultaat boeken. Zoals de bestuurders van ROC A12 deden: afscheid nemen van de systeemwereld, de papieren werkelijkheid die tip top in orde was, en de organisatie opnieuw opbouwen maar dan met de leefwereld als uitgangspunt. Dat voorbeeld had uitstekend in Kramers boek gepast.
Wie kritisch leest, bekruipt misschien gaandeweg het gevoel dat Kramer met haar boek hinkt op twee gedachten; eigenlijk zelfs op meer. De metafoor van de olifantenpaadjes wordt al jaren gebruikt om duidelijk te maken dat mensen officiële afspraken en beleid vooral beoordelen vanuit een pragmatisch standpunt: werken ze? Zo niet, dan bedenken ze oplossingen die dat wel doen. Maar daarover gaat het boek niet echt; het woord ‘olifantenpaadjes’ komt ook niet zo heel veel voor. Kramer schrijft vooral over ‘andersom organiseren’: minder (of helemaal niet?) vanuit officiële beleidsafspraken, maar vanuit de bedoeling. Organiseren op een manier die recht doet aan de complexiteit en onbegrensdheid van de grote, hedendaagse vraagstukken. En dan lijkt ze met het laatste hoofdstuk, ‘Nomadisch veranderen: onomkeerbaar experimenteren met de karavaan’, ook nog een bijdrage te willen leveren aan het discours over de meest adequate benadering in de veranderkunde.
Zelf zal zij dit overigens niet zo zien. Voor haar is het boek volkomen logisch opgebouwd: eerst de informele organisatie in het algemeen, dan andere manieren van handelen en een andere manier van denken in het bijzonder. Of het veel uitmaakt? Eerlijk gezegd niet. Olifantenpaadjes blijft een verrassende bijdrage aan alles wat tot nu toe over veranderkunde geschreven is.
An Kramer spreekt op 20 april op het seminar 'Anders organiseren' over de inzichten uit haar boek.
Over Bert Peene
Bert Peene werkte jarenlang als kerndocent bij IMAGO Groep, Via Vinci Academy en C-Lion, opleiders voor het onderwijs. Daarnaast voerde hij als zelfstandige opdrachten op het gebied van organisatieontwikkeling uit in profit en non-proft. Tegenwoordig werkt hij als free lance docent en schrijft hij voor diverse bladen over managementliteratuur.