We hebben toegang tot meer informatie dan ooit. Toch lijken mensen steeds slechter geïnformeerd te raken. Wat is er aan de hand?
Het probleem is niet zozeer een bombardement van informatie, maar dat er momenteel zo veel misinformatie voorhanden is. Dankzij sociale media is het een fluitje van een cent om leugens of pseudo-wetenschappelijke onzin te verkondigen, wat vervolgens binnen mum van tijd viraal kan gaan. Daar komt bij dat we steeds minder kranten en tijdschriften zijn gaan lezen, waardoor traditionele gatekeepers als kwaliteitsjournalisten minder invloed hebben. Volgens het gerenommeerde onderzoeksbureau Pew gebruikt inmiddels twee derde van de Amerikanen met een Facebook-account de site als primaire nieuwsbron. Dat opent de deur voor allerlei cognitieve fouten.
Wat zijn de meest voorkomende misvattingen?
Een hardnekkige fout is een verkeerde interpretatie van statistieken. Veel mensen stellen cijfers gelijk aan feiten. Ze vergeten daarbij dat die getallen verzameld zijn door andere mensen, die er al dan niet bewust hun eigen vooroordelen op nahouden. Dat maakt dat zelfs harde cijfers soms niet uitdrukken wat je op het eerste gezicht zou denken. Daarnaast zijn mensen zich vaak niet bewust van formuleringen en woordkeuzes die de de expliciete bedoeling hebben om je op het verkeerde been te zetten. Een bekend voorbeeld is de reclameleus die stelt dat vier op de vijf tandartsen Colgate aanbevelen. Dat is op zich waar. Wat de marketeers er echter niet bij vertellen, is dat diezelfde tandartsen een hele rits andere tandpasta's óók aanbevelen. Dat is pure misleiding.
Speelt dit probleem alleen bij burgers of zijn organisaties hier ook aan onderhevig?
Dit komt ook voor bij bedrijven. Sterker nog, managers krijgen vaak te maken met een extra set problemen. Leiders lopen het risico een cultuur te creëren van groepsdenken, waarbij niemand hen als enige durft tegen te spreken, omdat mensen bang zijn voor hun baan. Of ze krijgen maar één kant van het verhaal te horen, waardoor ze een te simpele voorstelling van zaken krijgen. Wat ook veel voorkomt is dat ze middelen blijven pompen in een verliesgevend project, omdat ze niet bereid zijn om de investeringen die ze al gemaakt hebben te beschouwen als weggegooid geld. Dit concept van verzonken kosten is misschien nog wel de hardnekkigste cognitieve misvatting, ook in het dagelijkse leven. Ik ken een moeder die vijftienhonderd dollar had uitgegeven aan tennislessen voor een dochter die na twee weken een tennisarm kreeg. De dokter schreef vier maanden rust voor, en toch ze bleef haar dochter aansporen om naar les te gaan. Ze had er nu eenmaal al voor betaald.
U bent van origine neurowetenschapper. Laten al die misvattingen hun sporen na in onze hersenen?
Voor zover ik weet niet in de neurale netwerken van het brein. Maar misinformatie kan wel invloed hebben op de hersenchemie. Constante updates over van alles en nog wat kunnen een staat van permanente spanning oproepen, wat leidt tot een verhoogde productie van het stresshormoon cortisol. Dat is wel degelijk schadelijk voor de gezondheid.
Wat is de oplossing? Moeten we onze sociale media-accounts dan maar opheffen?
Volledig offline gaan lijkt me geen realistische optie. Maar je kunt de hoeveelheid informatie die je tot je neemt wel beperken. Mijn leven gaat er waarschijnlijk niet op achteruit als ik niet constant op de hoogte word gehouden van de scheiding tussen Brad Pitt and Angelina Jolie. Zelf reserveer ik slechts één moment van de dag voor internetnieuws. De rest van mijn tijd gebruik ik om informatie te absorberen die me een beter mens helpt te worden.
U pleit daarnaast om te werken aan wat u omschrijft als 'informatiegeletterdheid'. Wat betekent dat concreet?
Informatiegeletterdheid is in de eerste plaats een kwestie van identificeren welke bronnen deskundig zijn en welke niet. Je dient je bewust te zijn dat journalistiek een beroep is waarvoor training en bepaalde vaardigheden nodig zijn. Dat plaatst medewerkers van publicaties als de New York Times of de Wall Street Journal al direct in een meer betrouwbare categorie dan de bijvoorbeeld de schrijvers van de muzieksite TMZ. Ik wil niet zeggen dat onderzoeksjournalisten geen fouten maken, of dat een blogger het altijd bij het verkeerde eind heeft, maar je moet kijken naar waarschijnlijkheden. TMZ was de eerste die de dood van Michael Jackson bekendmaakte. Dat bleek een correct bericht. Maar het gebrek aan verificatie was journalistiek onacceptabel, waardoor er bij dit soort media een bovengemiddelde kans bestaat dat ze een verkeerd bericht de wereld insturen. Dat maakt het ook belangrijk dat internetgebruikers zelf leren inschatten of een bepaalde claim plausibel is of niet. Een taxichauffeur vertelde me onlangs met een stalen gezicht dat vijftien miljard mensen geen toegang hebben tot internet. Dat had hij ergens gelezen. Ik weet niet zeker of er zeven miljard mensen op de wereld rondlopen of dat het er inmiddels acht miljard zijn, maar het hoort meteen duidelijk te zijn dat zo'n uitspraak er vele miljarden naast zit.
Uw advies werkt alleen als je van goede wil bent. Mensen lijken juist hun toevlucht tot Facebook-nieuws te nemen omdat ze denken dat gevestigde deskundigen er een verborgen agenda op nahouden.
Toch zul je de experts tot op zekere hoogte moeten vertrouwen. Ik heb nog nooit een chromosoom, een bacterie of een atoom gezien, en toch geloof ik dat ze bestaan. Maar helaas komt het inderdaad soms voor dat deskundigen zich schuldig maken aan een samenzwering. Onlangs werd bijvoorbeeld bekend dat een aantal Harvard-wetenschappers in de jaren zestig geld hadden aangenomen van de suikerindustrie om de schadelijke gevolgen van suiker op de gezondheid te bagatelliseren. Wie kritisch wil denken moet openstaan voor die mogelijkheid. Maar dat is iets anders dan het onverklaarbare te willen verklaren met een complot. Zelfs met de huidige stand van de wetenschap blijven er een hoop vragen bestaan. Sommige dingen blijken simpelweg onweetbaar.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.