Grip op beter werk door medewerkers is hard nodig. In veel organisaties overheerst ontevredenheid bij medewerkers door wantrouwen in de betekenis van hun eigen werk en de veranderbaarheid van hun eigen omgeving. Er is een cultuur waarin mensen weinig autonomie ervaren en elke dag onbewust kiezen voor de zekerheid van het ongeluk. Om deze zekerheid te versterken vertellen mensen elkaar verhalen die het gevoel van machteloosheid vergroten. Verhalen die het karakter hebben van mythen en sagen. Men vertelt elkaar verhalen over teleurstellende gebeurtenissen die als patroon worden geduid. Vaak impliciet door ‘zo doen we dat hier niet' of ‘dat hebben we al geprobeerd' of expliciet door medewerkers in hun inwerkprogramma mee te nemen in de zekerheden van de organisatie, zodat zij deze status quo niet ter discussie zullen stellen.
Om medewerkers in staat te stellen om ‘grip op beter werk' te krijgen, is het ontwikkelen van betekenisvol werk onontbeerlijk. Allereerst is het van belang dat een organisatie expliciet is over haar impact. Ik noem deze impact in mijn boek ‘De gelukkige organisatie' de betekenisvolle belofte van de organisatie. De betekenis dient als moreel kompas en schoonmaakmiddel om mythen en sagen - die over deze vorm van onmacht gaan - op te ruimen. Dat is niet makkelijk, omdat wij ons niet altijd bewust zijn van onze verhalen. Zo betrap ik mijzelf er weleens op dat terwijl ik een verhaal vertel dat ik ergens in mijn leven heb opgepikt, mij opeens duidelijk wordt dat ik een ‘broodje aap'- verhaal aan het vertellen ben. Het verhaal is zo gescript in mijn hoofd dat ik het verhaal klakkeloos reproduceer. Vaak zijn dat soort verhalen in mijn hoofd geplant door impactvolle situaties of door de input van mensen die ik belangrijk vind. Bijvoorbeeld mijn ouders, collega's of goede vrienden. Ik ben hun verhalen na gaan vertellen en misschien zijn ze door de jaren heen vervormd geraakt en ben mij niet meer bewust van het verhaal dat ik vertel. Totdat ik weer actief naar mijn eigen verhaal ga luisteren. Alsof ik het weer voor het eerst hoor en het aan mijzelf vertel. Dit vraagt wel verwondering van mijzelf.
Hoe creëer je dan ruimte voor nieuwe betekenisvolle verhalen in de organisatie? Om jezelf bewust te worden van je eigen verhaal, is een hoger bewustzijn nodig om jezelf de vraag te stellen ‘waarom vertel ik dit verhaal?'. Om jezelf toe te staan in nieuwe verhalen te geloven, is het van belang om te geloven in je eigen verhaal. Een verhaal dat net als het verhaal van de betekenisvolle belofte samenhangend en congruent is. Als je in jouw zelfsturing steeds beter in staat bent om consistent te handelen vanuit je eigen verhaal, neemt je eigen impact en daarmee de betekenis van je werk toe. Het vraagt ook dat je in jouw zelfsturing en leiderschap de verleiding van opportunisme weet te weerstaan. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor het meepraten met collega's, terwijl je ergens anders in gelooft. Of het jezelf er makkelijk vanaf maken, terwijl je weet dat het eigenlijk een heel belangrijk moment of keuze is. Als je jouw eigen verhaal aan de betekenisvolle belofte van de organisatie hebt verbonden ervaren collega's je manier van handelen als voorspelbaar en vinden zij het fijn om met je te werken. Dit leidt tot een werkgemeenschap van individuen die vanuit communicatieve zelfsturing verbinding maken op dezelfde betekenisvolle belofte. Het vraagt moed om de onzekerheid van het geluk te omarmen. Een ontwikkeling die onderdeel is van je eigen transformatie, die leidt tot zelfsturing om vanuit jouw eigen verhaal en perspectief zelf betekenisvol werk te creëren.
Dit vraagt ook veel van de organisatie, die haar betekenisvolle belofte centraal stelt in al haar handelen. Want het principe van mythen en sagen verhalend vertellen kan ook positief werken en ter ondersteuning van betekenisvol werk dienen. Het is nodig om verhalen te delen die gaan over gebeurtenissen, waarin de betekenisvolle belofte wordt waargemaakt. Dit doe je niet grootschalig en overkoepelend, maar lokaal en kleinschalig. Het zijn juist settings waarin de intimiteit van een persoonlijk gesprek over elkaars betekenis kan plaatsvinden. Het gaat om de dialoog die medewerkers ongeacht rang en stand met elkaar durven te voeren over hun eigen betekenisgeving in relatie tot die van de organisatie.
Het starten van deze dialoog vraagt in de fase van schoonmaken veel van de klassieke leiders. Medewerkers zullen in eerste instantie hun verhalen die gevoed worden door oude patronen die leiden tot de zekerheid van ongeluk gebruiken om tegenwerpingen te doen en het verhaal in twijfel te trekken. Er is echter wel een zaadje gepland. Bij de volgende gebeurtenis waarin op basis van deze gelijkwaardige afweging tussen de verschillende belangen een keuze wordt gemaakt wordt, is er weer een volgend gesprek. In die dialoog zoek je als leider of veranderaar actief de ‘mythen en sagen' op die de oude patronen belichamen. Wat is er anders dit keer? Als er voldoende nieuwe betekenisvolle gebeurtenissen ontstaan, zal dit leiden tot nieuwe betekenisvolle gebeurtenissen en daarmee tot nieuwe mythen en sagen die constructief bijdragen aan een cultuur waarin de betekenisvolle belofte waar wordt gemaakt in het dagelijkse betekenisvolle werk van medewerkers.
Om te zorgen dat de mythen en sagen schoon worden gemaakt vraagt het tegelijkertijd wel veel van het leiderschap van klassieke leiders om écht consistent te handelen vanuit de betekenisvolle belofte. Als er op één moment van onoplettendheid gekozen wordt voor de makkelijke weg, is er al snel een gebeurtenis gecreëerd die het wantrouwen van medewerkers weer voedt: ‘zie je wel het is toch niet écht serieus'. Het is daarom geen lineair proces, maar een proces van vallen en opstaan. Ook de verhalen over deze kwetsbare kant van ontwikkeling vanuit betekenis vormen de basis voor de nieuwe verhalen.