De kleurenroos laat zien over wat voor een non-verbale gedragseigenschappen iemand beschikt. Wie is typisch rood en hoe herken je dat in non-verbaal gedrag?
Een rode persoon staat breed, borst vooruit, schouders naar achteren. Hij/zij loopt hard en alles is gericht op tempo. De stem is duidelijk en goed gearticuleerd, de handdruk is stevig en wie rood is zal ook als eerste zijn hand uitsteken bij een begroeting. Rood is altijd dus duidelijk aanwezig. Voetbaltrainers, bijvoorbeeld Van Gaal, zijn vaak rood. Topmannen ook.
En groen?
Rustig en naar achteren gericht. Bewegingen zijn zuinig/voorzichtig en een groen iemand laat anderen voorgaan. Er is weinig expressie, schouders hangen naar beneden. De stem is laag en monotoon. Bij een ontmoeting zal de hand niet als eerste naar voren gaan en is slap. CFO’s zijn vaak groen. Niet voor niets zijn ze vaak heel nauwkeurig en de tweede man.
Blauw?
Die persoon is soepel en wil constant verbinding leggen met een ander. Het tempo wordt afgestemd op de ander. Als de ander zacht praat, praat blauw ook zacht. Een handdruk met twee handen komt vaak voor. Wendy van Dijk in feel good programma’s is typisch blauw.
Tot slot: zwart?
Opvallend is de alertheid in de ogen die veel bewegen. De stem is heel eigen en het tempo varieert sterk. Bewegingen zijn dicht bij het lichaam en komen staccato over. De handdruk is snel en kent korte bewegingen. Andries Knevel is typisch zwart. Hij zegt ‘ik vind’ en stelt veel vragen, gedrag dat je vaak ziet bij kritische journalisten. Maar ook innovatieve ondernemers, zoals de pas overleden Steve Jobs, is een voorbeeld van een zwart type.
De vraag bij dit alles is: moet ik nu elk moment van de dag me afvragen of die collega groen, rood of zwart is. En wat kan ik daar dan mee?
Als je eenmaal de patronen herkent in de kleuren, kun je beter leren omgaan met verschillen tussen mensen. Hoe meer je daarvan bewust bent, hoe gemakkelijker je kunt overschakelen naar ander gedrag dat beter is afgestemd op de ander. Het wordt een soort tweede natuur, zonder mensen onmiddellijk in hokjes te verdelen.
Dat ‘overschakelen’ moet dan zijn non-verbale gedragsverandering. Van mezelf of de tegenpartij. Maar kan ik non-verbaal gedrag eigenlijk wel aanpassen?
Zeker. Maar het gaat vooral om het oprekken van gedrag. Als ik ‘zwart’ ben, kan ik me -na zelfreflectie - bijvoorbeeld prima aanleren iets minder ‘ik’ te gebruiken. Iets meer leren op een ander gericht te zijn. Als ik ga zitten, klinkt mijn stem bijvoorbeeld tien procent anders. Dat kan net het verschil maken. Iemand die zwart is zal niet blauw worden, maar in de nuances kun je aanpassingen maken. Opeens veranderen qua non-verbaal gedrag werkt ook niet omdat je omgeving dat niet accepteert. Die snapt dat niet en zegt al snel: doe eens normaal man. Dan zal iemand weer snel in een oud patroon terugvallen.
Wat betekent dit voor teams. Moet je juist uniformiteit in kleuren willen of één dominante kleur?
Dat hangt van de situatie af. Als je een vlot wilt bouwen, heb je wat aan doeners, dus aan rood. Met een groep groen kom je vermoedelijk niet aan de overkant. Wil je veel beweging moet er niet te veel groen inzitten. Met alle kleuren heb je misschien een evenwichtig team, en in een bepaalde fase van een organisatie kan dat handig zijn, maar of je er verder mee komt is vraag twee. Als manager is het de truc om te spelen met de kleuren en mensen. Te vaak zoeken mensen soortgenoten in kleur omdat ze dat gedrag herkennen.
Liggen arbeidsconflicten ook wel eens aan de basis van gebrekkige kennis over non-verbale communicatie?
Dat is zeker aannemelijk als je bedenkt dat 90 procent van onze communicatie non verbaal is.
Over Ronald Buitenhuis
Ronald Buitenhuis is freelance journalist.