Traumatische rouw is ‘pathologisch’ en daarmee wezenlijk anders dan ‘normale’ rouwreacties. In Handboek Traumatische Rouw belichten de auteurs uitgebreid het onderscheid met ‘normale’ rouwreacties. En ze tonen helder de verschillen met andere stoornissen, zoals PTSS en Depressie, aan. Vooral het intense verlangen naar de overledene is onderscheidend. Waarbij comorbiditeit (tegelijkertijd voorkomen van twee of meer aandoeningen of stoornissen bij één persoon, red.) met andere stoornissen zoals depressie of PTSS zeker niet ongewoon is.
Cognitieve Gedragstherapie
De auteurs beogen met dit boek de wetenschappelijke kennis over traumatische rouw samen te brengen. En nemen daarbij het cognitief-gedragstherapeutische model als uitgangspunt. Bij dit CGT-model lichten de auteurs helder het voor traumatische rouw zo kenmerkende begrip ‘elaboreren’ toe. Elaboreren is het cognitieve proces waarbij nieuwe ervaringen (‘mijn kind is dood’) in bestaande schema’s worden geïntegreerd. Bij mensen met traumatische rouw vindt dit elaboratieproces onvoldoende plaats. Waardoor deze kennis (‘mijn kind is dood’) telkens als nieuwe kennis wordt ervaren en daardoor consequent intense schrikreacties met zich meebrengt. Met vermijding als gevolg. De behandeling is gericht op het opheffen van de vermijding om daarmee het elaboratieproces op gang te brengen.
Suïcide
Na deze inleidende hoofstukken worden verschillende doodsoorzaken met een verhoogde kans op traumatische rouw besproken: suïcide, moord en doodslag, verkeersongevallen, aanslagen, rampen en pandemieën en vermissing.
Vanuit eigen onderzoek naar de impact van suïcide op schuldgevoelens bij nabestaanden, was ik bij het lezen van deze hoofdstukken met name geïnteresseerd in het hoofdstuk over rouw na suïcide. Het deed me goed te zien dat alle recente relevante literatuur in het hoofdstuk is opgenomen. Wel blijven de auteurs bij de beschrijving van de behandeling in mijn optiek wat strak binnen de traditionele paden van de CGT. Zo wordt bij de casusbeschrijving uitgebreid de toepassing van de rechtbankmetafoor beschreven; weliswaar in een mooie variant waarin het systeem wordt betrokken, maar nog steeds erg verbaal. En komen ervaringsgerichte (imaginaire rescripting) technieken in de casusbeschrijving eigenlijk nauwelijks voor.
Dat verandert gelukkig in de daaropvolgende hoofdstukken over andere doodsoorzaken. Daarin zijn uitgebreidere beschrijvingen van meer ervaringsgerichte technieken. Bijvoorbeeld van de imaginaire dialoog, waarbij cliënt een imaginaire ontmoeting heeft met de overledene.
Therapeutische relatie
Ook besteden de auteurs aandacht aan het belang van de therapeutische relatie. Dat is belangrijk, omdat uit (bescheiden) kwalitatief onderzoek naar voren komt dat cliënten met rouwproblematiek (na vermissing van een naaste) met name die therapeutische relatie als behulpzaam ervoeren. In de inleidende hoofdstukken komt het onderwerp over de therapeutische relatie er met een halve pagina (van de in totaal 78 pagina’s) wat berooid vanaf. In de latere hoofdstukken wordt er gelukkig meer aandacht aan besteed. Bijvoorbeeld over de juiste timing van behandelinterventies en daarmee het risico van te snel interveniëren en de band met cliënt verliezen. Of juist te steunend willen zijn en niet op interventies overstappen. Wel blijven de beschrijvingen van de technische interventies in dit boek de boventoon voeren. Dit past bij het doel van de auteurs, namelijk de wetenschappelijke kennis over traumatische rouw bespreken. En is er nu eenmaal meer onderzoek gedaan naar behandeltechnieken en -methoden dan naar relationele factoren. Tegelijkertijd kan ik me voorstellen dat met name de juiste benadering (met voldoende erkenning en validering) bij deze patiëntengroep zo belangrijk is.
Deepfake
In hun inleiding geven de auteurs aan met dit handboek niet de pretentie te hebben volledig te zijn. Dat hoeft ook niet. Toch was ik zelf benieuwd of ik in dit boek al iets kon vinden over nieuwe technologische behandelmogelijkheden, bijvoorbeeld vanuit de deepfake-technologie. Met deepfake-technologie kunnen video’s en spraakberichten van mensen worden gemaakt die echt lijken, maar niet echt zijn. Hiermee kunnen overleden mensen digitaal tot leven worden gewekt. En kan cliënt in gesprek gaan met de overledene.
In traumabehandelingen worden de eerste behandelmogelijkheden met behulp van deepfake-technologie onderzocht. En ook bij rouwproblematiek wordt het in de klinische praktijk al toegepast. In het boek komt het onderwerp deepfake-technologie nog niet aan bod. Toch is het een voor rouwtherapie relevant onderwerp. Waarbij allereerst de vraag gesteld moet worden óf en wanneer deepfake-behandelingen geïndiceerd zijn. Voor wie meer over deze discussie wil lezen, kan ik onder meer verwijzen naar dit artikel van Pizolli e.a. (2023), open-access beschikbaar.
Dat gezegd hebbende, kan ik alleen maar lof hebben voor de jarenlange inspanning van de auteurs om de behandeling van PRS gedegen op de kaart te zetten. En is het met Handboek Traumatische Rouw gelukt een leesbaar boek te produceren, met meer dan voldoende beschrijvingen van relevante behandelinterventies. En daarmee is het voor therapeuten die met rouwende patiënten te maken krijgen zonder meer een aanrader!
Over Gerben Beldman
Gerben Beldman is Klinisch Psycholoog, Supervisor VGCT en Supervisor Schematherapie. Hij geeft cursussen Cognitieve Gedragstherapie vanuit opleidingsinstituut Beldman Opleidingen.